Het recht op uitkering eindigt met ingang van de dag waarop de voormalige medewerker de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt.
Het recht op uitkering eindigt vóór de in het eerste lid bedoelde datum als de voormalige medewerker inkomsten uit arbeid geniet.
In geval van overlijden wordt de uitkering door de voormalig-werkgever doorbetaald over de periode vanaf de dag na het overlijden tot en met de laatste dag van de derde maand na die waarin het overlijden plaatsvond. De uitkering wordt verstrekt aan:
de relatiepartner van wie de voormalige medewerker niet duurzaam gescheiden leefde, en bij het ontbreken van deze,
zijn minderjarige kinderen, en bij het ontbreken van hen,
degenen met wie de medewerker in gezinsverband leefde en in wiens kosten van bestaan hij grotendeels voorzag.