Werken in de zorg is een gezamenlijke verantwoordelijkheid
Werken in de zorg is een gezamenlijke verantwoordelijkheid keyvisual
Werken in de zorg is een verantwoordelijkheid van politiek, financiers, werkgevers en werknemers. ActiZ branchevereniging van zorgorganisaties bestudeerde met belangstelling de adviezen die onlangs werden uitgebracht door Raad voor Volksgezondheid en Samenleving (RVS) en commissie Werken in de Zorg. Met het advies 'Applaus is niet genoeg' wil de RVS een bijdrage leveren aan oplossingen voor de krappe arbeidsmarkt in de zorg. De commissie Werken in de Zorg (commissie Terpstra) was gevraagd te kijken naar de aanpak van het personeelstekort in het licht van de coronacrisis. Met name de brede, integrale en gezamenlijke benadering die de Raad voor Volksgezondheid en Samenleving voorstaat, onderschrijft ActiZ van harte.
Om het maatschappelijke en politieke debat over arbeidsmarktbeleid in de zorg te voeren vindt ActiZ het belangrijk om daarbij feiten van fabels te onderscheiden. Een goede samenwerking moet gebaseerd zijn op dezelfde uitgangspunten. We lichten beloning, vertrekredenen en waardering voor professionaliteit daarom graag toe.
Feiten en fabels
Aanbevelingen zijn altijd nuttig, daarbij is het belangrijk dat ze gebaseerd zijn op feiten en niet op aannames. De drie voornaamste issues die altijd spelen rond werken in de zorg zijn: beloning, redenen van uitstroom en regie & zeggenschap van zorgprofessionals.
1. Beloning
In de beloningsdiscussie wordt regelmatig een parttime inkomen genomen als standaard voor vergelijking en als basis voor economische zelfstandigheid. Als we uitzoomen uit de zorg en kijken naar het arbeidsklimaat in Nederland zien we dat (nog steeds) maatschappelijk aanvaard is dat het merendeel van de met name vrouwen in Nederland parttime werkt. In de zorgsector werken relatief veel vrouwen, ongeveer 85%, en de gemiddelde leeftijd van zorgmedewerkers in verpleging, verzorging en thuiszorg (VVT) is bijna 45 jaar. Dit is per definitie ook de groep die parttime werkt, het zogenaamde 1,5 verdienmodel. Met een parttime inkomen is economische zelfstandigheid in Nederland in deze inkomenscategorie (bijna) onmogelijk.
Over de hoogte van de salarissen wordt ook veel gesproken. De salarissen in de sector van de verpleeghuiszorg en thuiszorg wijken nauwelijks af van die in de andere zorgbranches (bron: onderzoek AWVN en ActiZ). De verschillen in beloning ten opzichte van de publieke sector zijn gering. Maar feit is dat zorgmedewerkers in vergelijking met de marktsectoren slechter betaald worden. ActiZ deelt de wens van velen dat dit verandert. Daar ligt een verantwoordelijkheid voor de politiek en de financiers van zorg.
Overigens verdient een verzorgende in de VVT-sector bij een voltijdcontract een salaris tussen € 2008,-- bij het begin tot € 2762,-- aan het eind van de salarisgroep. Dit is exclusief een onregelmatigheidstoeslag die gemiddeld ongeveer 25% van het salaris bedraagt.
2. Reden vertrek uit de zorg
Uit onderzoek van pensioenfonds PFZW en onderzoeksprogramma AZW blijkt steeds opnieuw dat de reden van uitstroom uit de zorg niet de beloning is. Toch is dit een hardnekkige aanname. De reden van uitstroom is met stip op 1: werkbelasting.
Als we kijken naar de arbeidsproductiviteit in de ouderenzorg, dan moeten we vaststellen dat deze de afgelopen jaren enorm is toegenomen. Dat zien we onder andere aan de groei van het aantal 80-plussers met zorg (23% in de afgelopen 10 jaar), terwijl het aantal medewerkers nu pas weer op het niveau van 2012/2013 is. Per 80-plusser zijn er dus minder medewerkers beschikbaar (cijfers via CBS).
Naast de sterk toegenomen arbeidsproductiviteit speelt ook de sterke stijging van administratieve lastendruk een belangrijke rol. Jaarlijks brengt Berenschot in kaart hoeveel tijd zorgmedewerkers bezig zijn met administratieve lastendruk en verantwoording. In de zorg stijgt de administratieve lastendruk van 25% in 2016 naar 35% in 2019. Voor de verpleging, verzorging en thuiszorg is het beeld vergelijkbaar. Zorgelijk is wel dat functiegroepen als de wijkverpleegkundige extra zwaar belast worden door administratieve lastendruk, met meer dan 40%. Dat moet en kan echt anders, door minder regelgeving en door recht te doen aan professionele autonomie door vertrouwen in plaats van wantrouwen en controle.
3. Regie, zeggenschap en professionele autonomie
Zeggenschap van zorgmedewerkers is al jaren geregeld in de CAO-VVT, waarin onder meer een adviesraad voor zorgprofessionals is opgenomen. Het gaat bij zeggenschap altijd om goede afspraken en bereidheid: van de werknemer om hierin tijd en energie te steken en van de werkgever om mogelijkheden te creëren en te faciliteren. Verbetering is altijd mogelijk en gewenst.
Regie over bijvoorbeeld werktijden/roosters is ook in de CAO-VVT geregeld via de Kanteling werktijden. Dit is ten dele gelukt en toegepast, maar niet overal. Dit heeft mede te maken met de complexiteit van roosteren in de zorg thuis en de wijkverpleging en met de bijbehorende verantwoordelijkheid die niet altijd door zorgprofessionals gedragen kan worden. De sector moet hier blijvend aandacht voor hebben, ook met nieuwe digitale middelen en mogelijkheden.
Professionele autonomie kent twee kanten van de medaille: het geven én het nemen van autonomie. Dit zou altijd onderwerp van gesprek moeten zijn tussen werkgevers en werknemers en is daarmee altijd ‘work in progress’. ActiZ zal dit samen met beroepsverenigingen en vakbonden steeds blijven agenderen en aanjagen. Maar het mogelijk maken van professionele autonomie zit ook deels bij de financiering ervan. De regels zijn vaak zo strikt wat zorgprofessionals mogen doen in hun functie of binnen het zorgplan, dat het inzetten van de eigen professionaliteit in het geding komt.
Financiers aan zet
Om tot een toekomstbestendige arbeidsmarkt in de zorg te komen is het nodig te zorgen voor meer instroom, beter opleiden en het anders organiseren van werk. De commissie Werken in de Zorg, benadrukt dat zorgorganisaties de afgelopen jaren volledig gericht zouden zijn op patiënten en bewoners. Alles draaide volgens de commissie om goede zorg en om productie tegen een scherpe prijs, waarbij oog voor medewerkers verloren is gegaan. Commissievoorzitter Terpstra doet daarom ook een oproep aan zorgverzekeraars: ‘maak het voor zorgaanbieders mogelijk om te investeren in een goede invulling van de HR-functie.’
Ook in de aanbevelingen van de Raad voor de Volksgezondheid en Samenleving wordt uitdrukkelijk gesteld dat niet alleen werkgevers, maar ook financiers aan zet zijn. Zij moeten het financieel mogelijk maken om te investeren in medewerkers, in opleiding en in innovatie. Daarvoor zijn kostendekkende tarieven noodzakelijk en middelen voor niet-cliëntgebonden activiteiten zoals opleiding, ontwikkeling en zeggenschap bijvoorbeeld. Die investeringen zijn hard nodig, want door de vergrijzing hebben steeds meer mensen zorg nodig terwijl er door de demografische opbouw van onze bevolking minder mensen zijn die in de zorg kunnen werken of mantelzorg kunnen verlenen. Het is daarom belangrijk het werken in de zorg aantrekkelijk te houden.
Lees ook het ActiZ paper voor het debat over Arbeidsmarktbeleid in de zorg dat op 12 november in de Tweede Kamer gevoerd wordt.