De Specialist Ouderengeneeskunde is de spil in de transitie van zorg
5 vragen aan Jessica Edwards van Muijen, Specialist Ouderengeneeskunde bij Cordaan
De Specialist Ouderengeneeskunde is de spil in de transitie van zorg keyvisual
Van de klassieke verpleeghuisarts naar de gesprekspartner binnen en buiten de instellingsmuren. In haar carrière als Specialist Ouderengeneeskunde (SO) maakt Jessica Edwards van Muijen de evolutie van haar vak van binnen uit mee. Op deze ‘Dag van de Specialist Ouderengeneeskunde’ deelt ze haar ervaringen. ‘We zijn tegenwoordig veel vaker de adviseur van het bestuur over de transitie van zorg.’
Hoe ben je ooit begonnen als SO?
‘Tijdens mijn opleiding geneeskunde werkte ik in de wachttijd tijdens mijn coschappen al in het verpleeghuis als doktersassistente. Het solitaire werken in dat autoritaire ziekenhuis beviel me eigenlijk helemaal niet. Nadat ik had gezien wat het multidisciplinaire werk in het verpleeghuis inhield was ik snel om. Dus ging ik vrijwel direct na mijn opleiding bij Cordaan aan de slag. Een unicum overigens want het was in die tijd nog helemaal niet eenvoudig om werk te vinden als arts, geloof het of niet.’
Wat houdt dat vak van SO eigenlijk allemaal in?
‘Ik zeg altijd; eigenlijk zijn we de huisarts voor een hele specifieke doelgroep. En dat zijn voor het grootste deel oudere mensen met dementie of multi-morbiditeit. Hoewel er ook nog een kleinere groep is van jongere mensen met bijvoorbeeld ALS of Huntington. Kortom, we zorgen met name voor mensen met complexe gezondheidsproblemen die vaak multidisciplinair benaderd moet worden.’
Hoe heb je deze functie in de loop van de tijd zien veranderen?
‘Er is zeker veel veranderd in de loop der jaren. In het begin werkte je als SO vooral in het verpleeghuis en daarnaast ondersteunend aan de huisarts in verzorgingshuizen. Nu zijn de verzorgingshuizen er natuurlijk niet meer en werk je veel meer als een consulent voor de eerste lijn, vaak bij thuiswonende ouderen. Dat doe je samen met het netwerk om specifieke medische problemen van ouderen op te lossen. Daarnaast is de geriatrische revalidatiezorg enorm ontwikkeld.’
‘Ik weet nog dat ik ooit (in 1990) begon op een afdeling met dertig bewoners en een ouderwetse hoofdzuster die er flink de wind onder had. Tegenwoordig schakel ik met managers die van alles en nog wat moeten kunnen, van bedrijfsvoering tot HR. Het is daardoor belangrijk dat manager en specialist ouderengeneeskunde met elkaar samenwerken om de zorg op een afdeling op peil te houden en nieuwe ontwikkelingen te volgen.’
Komt daar ook die adviserende rol richting het bestuur vandaan?
‘Wij zijn sparringpartners die signalen vanuit de artsenteams kunnen doorzetten naar directie en bestuur. Denk bijvoorbeeld aan signalen als een medicatiesysteem dat niet goed loopt of een afdeling die kwalitatief ondermaats is. Daarnaast adviseren en denken we ook breder mee over de strategische koers van de zorgverlening. Want vergeet niet dat we als artsen een belangrijke rol hebben in de transitie van de ouderenzorg. We moeten daarin onze eigen vakgroep en professie goed vertegenwoordigen.’
Wat is ten slotte het mooiste van het vak van SO?
‘Wat ik heel mooi vind is het samenwerken met familie en mantelzorg. Want je ziet dat die mantelzorg het heel zwaar heeft. Vroeger hadden gezinnen tien kinderen en nu komt alles neer op een of twee kinderen. Dat vraagt om proactief meedenken en meewerken van de SO. Er is veel meer aandacht voor het welzijn en welbevinden van cliënten. We kunnen het medische model steeds beter loslaten. Het is vaker de familie die veel meer op het medisch stuk gaat zitten dan de artsen zelf. Dat actief samenwerken aan oplossingen is toch wel het mooiste aan ons vak.’