Leonoor van Dam van Isselt: ‘Het belangrijkste van de te ontwikkelen kwaliteitsstandaard is dat de revalidant weet wat hij kan verwachten’
Van Dam van Isselt is projectleider van de programmeringsstudie kwaliteitsstandaarden kortdurende herstelgerichte zorg.
Leonoor van Dam van Isselt: ‘Het belangrijkste van de te ontwikkelen kwaliteitsstandaard is dat de revalidant weet wat hij kan verwachten’ keyvisual
Wat is goede zorg? Met deze vraag houdt Leonoor van Dam van Isselt zich bezig. Het afgelopen jaar werkte zij, in opdracht van het Consortium Geriatrische Revalidatie, een samenwerkingsverband tussen meerdere (academische) partijen in de zorg, aan de programmeringsstudie kwaliteitsstandaarden geriatrische revalidatie en eerstelijnsverblijf. Uit deze studie blijkt dat de zorg voor kwetsbare ouderen en chronisch zieken tussen thuis en het ziekenhuis in gebaat is bij een landelijke overkoepelende kwaliteitsstandaard.
Wat verstaat u zelf onder goede zorg?
‘Dat is een goede vraag, want het antwoord heeft twee kanten. 1: Wat vind je als professional goede zorg? 2: Wat is het perspectief van de patiënt: welke soort zorg verwacht hij of zij? Beiden nemen we mee in onze studie. Ikzelf ben dokter en onderzoeker en vind dat goede zorg zoveel mogelijk evidence-based moet zijn. Ik wil weten of en hoe geriatrische revalidatie zinvol is en iets toevoegt aan de zelfstandigheid en kwaliteit van leven van de patiënt. De patiënt mag van ons verwachten dat wij behandelingen bieden die zinvol en effectief zijn. Maar ze moeten ook goed aansluiten bij wat patiënten daarvan vinden. Ook moet er draagvlak zijn voor deze zorg en moet het betaalbaar zijn.’
Waarom is een landelijke kwaliteitsstandaard zo belangrijk? En waarom was die er nog niet eerder?
‘In zo’n standaard schrijf je op wat we met z’n allen goede zorg vinden. Wanneer je dat niet gezamenlijk vaststelt, krijg je toch een variatie in de praktijk. Dus de ene zorgaanbieder doet het anders dan de ander, en dat is op zich niet erg, maar de verschillen moeten niet te groot zijn. Een landelijke standaard kan dan een kader bieden. Als je zelf een zorgpad maakt, kan je ook denken: mis ik niet iets? Het is mooi als je dan een format hebt, niet in detail, waarin de wetenschappelijke kennis wordt vertaald naar de praktijk. Zo’n standaard is dan je vertrekpunt.’
‘Het is eigenlijk raar dat we nog geen standaard hadden. Dit komt deels doordat geriatrische revalidatie een complexe behandeling is, het is multidisciplinair. Dat maakt het best ingewikkeld om standaarden op te stellen. Tegelijkertijd heeft de geriatrische revalidatie zich de laatste 10-15 jaar zich ontzettend ontwikkeld. Er komt steeds meer onderzoek, ook internationaal, specifiek voor de oudere groep. Ik denk dat dit nu het moment is om te zeggen: ‘Dit is dé standaard en dit kan je van ons verwachten. We zijn volwassen geworden.’
In deze studie komt een tweesporenbeleid naar voren. Wat is de motivatie hierachter?
‘Tijdens de studie kwamen twee dingen naar voren. Als eerste dat er al best veel goede behandelpaden voor geriatrische revalidatie zijn ontwikkeld. Er zijn hele mooie stappen gezet en moet je gebruik van maken. Vervolgens zagen wij in loop van het project waar knelpunten zaten en waar behoeften aan was, bijvoorbeeld aan standaarden over regionale samenwerking en ketenafspraken. Maar ook: wat zijn goede meetinstrumenten en kwaliteitsindicatoren die we bij patiënt moeten afnemen? Kortom, er lagen al veel mooie voorbeelden van standaarden waar we ook gebruik van willen maken, maar was ook behoefte aan doorontwikkeling op een aantal thema’s voor de langere termijn. Beiden zijn nu verwerkt in de ontwikkelagenda en moet richting gaan geven aan het daadwerkelijk ontwikkelen van de kwaliteitsstandaarden voor de kortdurende herstelgerichte zorg.'
Wat gaan cliënten merken van deze kwaliteitsstandaard in de praktijk?
‘Het belangrijkste van de te ontwikkelen kwaliteitsstandaard is dat je als revalidant weet wat je kan verwachten. Je ziet dat veel mensen die gaan revalideren, eigenlijk niet zo goed weten wat geriatrische revalidatie is. Ook familieleden niet, of zelfs verwijzers. Zo’n standaard helpt dan, doordat je transparant bent over wat men van jou als zorgverlener kan verwachten. Als patiënten beter weten wat geriatrische revalidatie inhoudt en wat er met hen gaat gebeuren, betrek je ze ook actiever bij het revalidatieproces. En dat willen we graag: een actieve rol van de revalidant en diens naasten in zijn of haar revalidatieproces.’
In hoeverre kan deze standaard eraan bijdragen om de zorgcontinuïteit nu en in de toekomst te borgen?
‘Met deze standaard kunnen we beter laten zien wat we doen en wordt het ook makkelijker om de kwaliteit van de revalidatiebehandeling meetbaar te maken. Als we dat niet doen, dan wordt het toch een beetje een black box. Ik denk dat dat niet goed is voor de continuïteit van ons vak.
Met een standaard kunnen we ervoor zorgen dat de zorg betaalbaar blijft en dat je ook daarin als sector je verantwoordelijkheid neemt. Uiteindelijk hoop je toe te werken naar een overkoepelende standaard voor de kortdurende herstelgerichte zorg (waar de geriatrische revalidatie en het eerstelijnsverblijf in zitten) die setting overschrijdend is. Die niet vastzit aan financiering, maar heel erg vanuit de inhoud en het patiënt-perspectief is opgebouwd.
Tot slot, is het mooi om te zien dat de toewijding van professionals, managers, bestuurders, patiënten en andere zorgverleners, iedereen die betrokken was bij dit project, ondanks de coronacrisis van het afgelopen jaar, heel hoog was. Dit laat het belang hiervan zien.’
De programmeringsstudie van het Consortium Geriatrische Revalidatie is een samenwerkingsverband van ActiZ, Verenso, kaderartsen geriatrische revalidatie Amsterdam UMC, het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC), Universiteit Maastricht en Universiteit Tilburg.